Moeder aller Zandbunkers
leestijd 3 minuten

Moeder aller Zandbunkers

Moeder aller Zandbunkers

Wangerooge is altijd een populair Duits waddeneiland geweest, ook in nazi-tijd. Joodse gasten waren niet meer welkom, voor ariërs was van alles te doen. Wadlopen, paardrijden, zeekanovaren, maar op foto's in de Wangerooge-brochure 1935 (waar ik eerder over schreef) staat één bezigheid met stip bovenaan: strandbunkers bouwen.

Iedere zomer pakten badgasten massaal de schep, om net zo lang te graven, woelen en zweten tot iedere zandkorrel op het strand was verwerkt in een wal, kuil of loopgraaf.

Speciale wedstrijden tussen bunkerbouwers stimuleerden (volgens de brochure) 'mooie en zinvolle vormgeving van strandburchten'. Met als resultaat dit soort pronkstukjes:

Waarmee de bouwers feitelijk de echte bunkers op het eiland kopieerden. Want Wangerooge had nog een ander gezicht. Het eiland ligt aan de monding van de Jadeboezem, de baai van de belangrijke marinestad Wilhelmshaven. Vijandelijke aanvallen moesten langs Wangerooge, en daarom was het een tot de tanden bewapend fort. Niets daarover in de guitige brochure natuurlijk.

Wangerooge is vijf vierkante kilometer klein, en het is nauwelijks voor te stellen dat er naast horden toeristen ook nog plaats was voor tientallen stuks luchtafweergeschut en betonnen bunkers, enorme radar-installaties en vijfduizend bijbehorende soldaten.

Op 25 april 1945 dropten 482 Britse Lancasters en Halifaxes binnen een kwartier 6000 bommen op Wangerooge. Die maakten het eiland tot één groot maanlandschap en er vielen 279 doden (waaronder ook Nederlandse dwangarbeiders). Als je dat allemaal weet, lijkt het pokdalige strand in de brochure Spielerei.

Het grote bombardement op Wangerooge

Maar hoe zit dat nou met die oude Duitse voorkeur voor zandbunkers? Het is een cliché van jewelste maar deze toeristenfolder toont klip en klaar: de Duitse toerist groef kuilen met dikke wallen eromheen. Dat is natuurlijk een hopeloze exercitie, want met vloed zoekt water het laagste punt. Altijd, dat hou je nooit droog. De Nederlandse badgast had daar vrede mee en was eerder bultenbouwer, dijkenlegger, terpenwerper; altijd in onderhandeling met het water (klik op de vette woorden voor beeldbewijs).

Maar kijk nog eens beter naar het plaatje hierboven. Die Duitse strandkuilen liggen wel erg ver van zee, veilig voor de vloed. Die willen niks te maken hebben met dat water, die liggen daar om te blijven liggen - een hele zomer lang. Of zie ik dat fout?

Kortom: tijd voor een goede cultuurhistorische studie naar de strandburcht. Daarvoor trof ik al deze aardige aanzet in de Berliner Morgenpost, waarvan de auteur opmerkt dat de typisch Duitse zandkuil in onbruik raakt, verwaait en verdwijnt nu het land steeds opener en internationaler wordt. Intussen graaft bang Nederland zich steeds dieper in achter de dijken. Ik bedoel maar, het kan verkeren.