Het bonte Leven na de Dood
De kunst van beesten opzetten heet taxidermie, letterlijk: 'het ordenen van huid'. De term is in zwang sinds begin negentiende eeuw. Voor die tijd kon je een dier alleen goed conserveren op alcohol. Buiten de fles rotte het kadaver weg of verpulverde door vraat. Maar de introductie van arsenicum bracht uitkomst. Vanaf dat moment nam het ambacht een hoge vlucht, alleen eind vorige eeuw was er een dip. De laatste jaren is prepareren van dieren populairder dan ooit. Wil je het leren, dan kom je op een wachtlijst.
Vanwaar die fascinatie voor dode beesten die levend lijken? Voor VPRO's Onvoltooid Verleden Tijd dook ik in de geschiedenis van de taxidermie, luister hier naar 'Het bonte Leven na de Dood'. Ook schreef ik een omslagartikel voor de VPRO-gids, waarvan bij deze het pdf. Of lees het artikel hier online in een comfortabele opmaak.
Waarin een bezoek aan Bouten & Zoon in Venlo, het oudste taxidermisch familiebedrijf van Nederland, dat juist haar haar 100-jarig bestaan vierde. Ik kreeg een rondleiding van vierdegeneratie-Bouten en wereldkampioen taxidermie Maurice Bouten.
Daarna mocht ik vrijelijk in het archief grasduinen, waaruit hier een prijslijst uit de jaren veertig.
Ook bezocht ik Zwollenaar en journalist Igor Cornelissen. Zijn grootvader was bevriend met Willem Engels, eigenaar van het gelijknamige, grootste preparateurbedrijf van Nederland. Cornelissen beschrijft Engels in zijn roman Een Schot in Pennegoor, waarin hij hem de naam Fransman geeft. Willem was een kleurrijk man die in jachtkostuum door Zwolle liep en regelmatig koninklijk bezoek kreeg van prins Hendrik, echtgenoot van Wilhelmina en hartstochtelijk (rokken)jager.
Vanuit zijn zaak aan de Diezerstraat leverde Engels ook een diorama voor de jonge kroonprinses Juliana. Zo kon ze kennismaken met haar dierlijke onderdanen als de bever, de wezel en allerlei vogels. Al die koninklijke connecties legden Willem geen windeieren.
Helaas liep het niet goed af met Engels, die zelfmoord pleegde met een dubbelloops jachtgeweer. Dat gebeurde allemaal voor de oorlog, taxidermie als métier heeft daarna nog decennia gefloreerd. Maar door sjoemelende taxidermisten - die illegaal geschoten roofvogels accepteerden en zelf het geweer pakten - kreeg het vak uiteindelijk een slechte naam. Even leek er zelfs een verbod te komen, maar de Nederlandse Vereniging voor Preparateurs (NVP) toonde genoeg zelfreinigend vermogen om dat te voorkomen. En nu gooit een nieuw soort taxidermist hoge ogen: kunstenaar-preparateurs als het duo Sinke & Van Tongeren in Haarlem.
Tenslotte: in het archief van Bouten & Zoon stuitte ik op een mooie kruisbestuiving met een ander stukje op deze site. Klik op: De IJsbeer van Wangerooge en scroll naar de laatste foto.